Inleiding

Inleiding

    1. Het is het voorjaar van 1973. Een weekendje bij mijn schoonfamilie, waar ik dacht de voorbereidingen voor een voordracht over ecosystemen en stabiliteit even te kunnen laten rusten.

En dan, midden in ons zondagmiddag spelletje Klaverjassen, leest mijn jongste schoonzus -voor haar boekenlijst gedoken in een bundel van Anton Koolhaas– een passage voor over een haan: Matthias.. 

.. van het ene op het andere moment komt Matthias vanuit zijn veilige, vertrouwde wereldje in een situatie die hem fataal wordt..

Wég is dan die wijze oude haan. Dood! Wat daarna, “.. vlak bij het hek in een kuil, midden in de weg, ..”, van hem over blijft, is een verzameling van ’onderdelen’ die juist zóveel uiteen valt dat het in evenwicht komt met de zanderige, natuurlijke omgeving die het omhult.

Wat is hier stabiliteit?
De voor de hand liggende conclusie van een ’eco-loog’ i.o. : 🤗 Matthias bestaat bij de gratie van z’n omgeving. Tot zijn fatale actie daarmee in harmonieuze eenheid. En als die haan zich even niet meer aan zijn omgeving aanpast? Dan valt het systeem Matthias uit elkaar. Simpel, dat is .. de natuur.

Natuur? Als Matthias ‘gewoon ‘ zijn Natuur gevolgd had, was hij nog in leven geweest!

Op slag vielen toen over enkele concepten, die me voor mijn voordracht al maanden bezig hielden, een aantal puzzelstukjes op hun plaats. Maar tot op de dag van vandaag bleven nog een paar stukjes hangen.

Waaronder deze intrigerende vraag die Koolhaas opwerpt:

hoezo gaat het áltijd goed .. en pas verkeerd als de haan begint te dénken?

De  suggestie die voor mij van deze schets uitgaat, is dat een ‘schepsel’ juist door reflectief en doelgericht te denken een afslag neemt die z’n voortbestaan -bovenop de natuurlijke uitdagingen- in gevaar kan brengen.

Raakt Matthias zo misschien door zijn goede bedoelingen opgesloten in een frame (denkbeeldig hokje) dat hem uiteindelijk fataal wordt?

Het gaat hier natuurlijk overeen veelvuldig beschreven, herkenbaar probleem bij de mens. Een tragedie die ook al in de klassieken door de oude Grieken beschreven wordt: Aristoteles’ Hamartia.
Mijn vraag is: hoe, waar en wanneer is dit, wat ik een soort tegennatuurlijke kortsluiting zou willen noemen, bij die denkende mens dan ontstaan? Wáár in zijn wordingsgeschiedenis en hoe wordt die afslag dan genomen?

 

    2. Het voorjaar van 2022. Gaandeweg spitste deze vraag zich -onder invloed van allerlei persoonlijke ervaringen- toe:

Zijn wij mensen misschien juist mét de verwerving van die voor de mens kenmerkende en unieke eigenschap terecht gekomen in een potentieel gevaarlijkere wereld? In een wereld die steeds meer beheerst lijkt te worden door ellende die het ménselijk brein (ook) kan voortbrengen?

En, als dat al zo is, hoe zouden we dat dan kunnen oplossen?

Wég van de ellende. Maar hoe? Dat is waar dit project over gaat. Of anders gezegd: over een zoektocht, via de oorsprong van ons denken, naar de in mysteries gehulde afslag uit de Natuur naar een egogestuurde werkelijkheid.

Nu, inmiddels een halve eeuw later, zijn de gestelde vragen met de toen gelegde puzzelstukjes -door een overweldigende hoeveelheid inzichten, ervaringsfeiten, onderzoeksresultaten & publicaties aangevuld en omgeven- steviger dan ooit verankerd in een theoretisch concept over een wereld waarin wij mensen menen te leven met ‘de natuur die ons omgeeft’.
Enkele van de hierna gepresenteerde inzichten zullen waarschijnlijk als zó alledaags en ’voor-zich-sprekend’ gezien worden dat ze -in ieder geval binnen het reguliere, door de rede gedomineerde debat- als vaststaande feiten worden aangenomen (”dat weten we al lang”). Andere zullen daarentegen binnen diezelfde westerse traditie -waarin ook ik ben opgegroeid- worden gezien als onzinnig of irrelevant. En soms gewoon vergeten of misschien niet eens herkend.

Echter, als vissen de wereld waarin ze leven zouden willen begrijpen, dan zou één van de laatste dingen die ze ontdekken wel eens het water kunnen zijn waar ze in zwemmen.

Toen ik aan dit project begon, dacht ik dat de uitwerking van die ene vraag met mijn ideeën –Natuurlijke uitsluitinglogische subversie & lokale integriteit- voor de hand lag. Niet in onze westerse, door de ratio beheerste samenleving dus. Taal schiet steeds weer tekort. En het is ook voor ons mensen niet bepaald gemakkelijk om het water te zien in de omgeving (traditie, context) waarin je van jongs af bent opgegroeid. Te midden van alledaagse ervaringen en -ook vaak vóórgekookte- vanzelfsprekendheden. Als je je dan niet steeds opnieuw een beetje verzét door zogenoemd ’vaststaande feiten’  en pragmatisch gekozen grenzen kritisch te blijven onderzoeken, maken deze je op den duur blind.

Ongemerkt raak je dan opgesloten in een –zélf gekozen?- begrensde, door dogmatische vooroordelen beheerste wereld. Een isolement waarin hokjesdenken op de loer ligt ..

Ecologisch onderzoek gaat over het ‘huis’ in samenhang met zijn bewoners. Maar, búiten die eenheid van huis + bewoner is er in ónze ingekaderde (= m.i. niet-natuurlijke) wereld steeds weer die nieuwe, uitdagende en daarboven immer onbekende omgeving die we om praktische redenen maar al te graag wensen uit te sluiten of te beheersen: dat mysterie búiten ons vertrouwde kader. Dat hokje waar binnen we zekerheid denken te vinden en dat ons de illusie voortovert dat wij mensen de Natuur wel zouden kunnen beheersen. Stabiliteit zouden kunnen creëren én vast houden als we er in slagen binnen dat hokje álles -maar dan ook alles- onder controle te krijgen …

Het is, denk ik, helemaal niet zo vreemd dat een beeldende tekst als bovengenoemde van Koolhaas ineens je ogen kan openen. Dat is precies wat kunst doet: waar taal en logica te kort schieten, wordt kunst geboren. Door alledaagse dingen te verbeelden. De ’werkelijkheid’ weergegeven op een manier die vragen oproept. Je bewust makend van de absurditeit van vanzelfsprekendheden. Vanuit een nét weer even ander perspectief. Concreter: van uit een weer méér omvattend hokje. Of: Werkelijkheid.

Lastig blijft het om een kunstig verbeelde ‘absurditeit’ serieus te verwoorden. Wat jij ervaart probeert te vertalen naar de dagelijkse wereld van iemand anders. Een ervaring probeert dóór te geven. Daarvoor zou je om te beginnen het ‘hokje’ van die ‘kunstenaar’ -zijn context- eerst volledig moeten kennen. Wat Koolhaas bedoelt, is daarom ook niet in een paar woorden uit te leggen. Het begint met het zien. Met een ‘Aha-Erlebnis‘ (een o zó zit dat-ervaring). Daarná volgt de ‘onmogelijke’ uitleg aan die ander in zijn eigen wereld, die het niet meteen kán zien omdat jouw werkelijkheid en die van die ander elkaar onvoldoende overlappen. Taal schiet daar altijd tekort. Alleen kunst kan zo’n kloof overbruggen.

De (beeldende) kunst -en ook de mythish-religieuze literatuur- zit vol met aansprekende voorbeelden. Probeer eens uit te leggen (= onder woorden brengen) wat bv. René Magritte met zijn ”Ceci n’est pas une pipe.” uitbeeldt. Of de boodschap te duiden in de boeken van het Oude Testament. Of de mythen van de oorspronkelijke, inheemse bevolking van Noord & Zuid Amerika. Of de Chinese, Keltische en Germaanse mythen.
En iemand te vertellen hoe een mooie Cabernet Sauvignon smaakt. Of hoe de originele live-uitvoering van bv. Jimi Hendrix’ Voodoo Child klinkt en in een muziekpartituur zou kunnen worden opgeschreven. Of Purple Rain van Aynsley Lister (Tower Sessions, 2010). ..

En zo kunnen we nog wel een tijdje door gaan ..

 

HCJ studied Ecology, Microbiology & Systems Theory at VU Amsterdam