Model, Betekenis & Werkelijkheid

1. Wittgenstein’s Ladder

In het begin van de twintigste eeuw -omstreeks 1912-  slaat een briljante Oostenrijkse student in Cambridge de bodem weg onder het fundament van één van de belangrijkste werken van zijn toekomstige promotor, Bertrand Russell. De jonge Ludwig Wittgenstein weet hem ervan te overtuigen dat een universele, alom geldige logische taal, zoals gedacht in de ‘Principia Mathematica‘ (Russell & Whitehead) een illusie is.
Het idee: taal en betekenis zouden afhankelijk (moeten) zijn van context. Van waar, wanneer en hoe deze wordt gebruikt. Een alles omvattend en bewijsbaar consistent formeel systeem om wiskunde & logica te funderen is dan een onmogelijkheid (1). Zo’n systeem verliest buiten de vooropgestelde premissen z’n geldigheid en betekenis.
Een contextloze, symbolische taal -in welke vorm ook- bestaat namelijk niet.
Deze stelling wordt wat mij betreft de belangrijkste -dan wellicht nog impliciete- idee in Wittgenstein’s werk. In de Tractatus Logico-Philosophicus (i.e. zijn geschreven deel 1), waarmee hij, uiteindelijk pas in 1929, bij Russell en Moore in Cambridge promoveert met de uitspraak “Don’t worry, I know you’ll never understand it” (slaat dat op zijn niet te schrijven deel 2?). En in zijn, eerst in 1953 postuum verschenen, Philosophische Untersuchungen.
Zodra je de wereld buiten de schutting (die je veilige hokje omgeeft) ont-dekt, verlies je de ‘veiligheid’ van het formele systeem (’taalspel’) die je binnen die omgeving (‘levensvorm’, hokje, context) zorgvuldig en consistent middels logische deductie hebt geprobeerd op te bouwen. Je loopt daar dus tegen een grens aan, waaraan voorbij je de weg kwijt raakt. Want: voorbij die grens heeft je taal geen betekenis meer.
Illustratief hierbij is de ‘ladder-metafoor‘ in de Tractatus (cursief van mij):
Paragraaf 6.54:      “Meine Sätze erläutern dadurch, dass sie der, welcher mich versteht, am Ende als unsinnig erkennt, wenn er durch sie -auf ihnen- über sie hinausgestiegen ist (Er muss sozusagen die Leiter wegwerfen, nachdem er auf ihr hinaufgestiegen ist.). Er muss die Sätze überwinden, dann sieht er die Welt richtig.”
Paragraaf 7:            “Wovon man nicht sprechen kann, darüber muss man schweigen. “

De betekenis van symbolen, woorden, termen, begrippen, verhalen, algoritmen, systemen, enz. is namelijk nooit los te maken van de specifieke ‘spelsituatie’ (taalspel & levensvorm) is Wittgenstein’s ultieme boodschap. Stap je uit dat ‘spel’, met andere woorden klim je over die schutting heen, dan mag je niet meer spreken van algemene  (universele) geldigheid van je spelregels. Je bent je houvast -je ladder- kwijt. Non-contextualisme: waar context ontbreekt -niet is- is taal zonder betekenis en ‘spel’ zonder regels. Zin-loos. Daar, concludeert Wittgenstein, houdt taal gewoon op. Dus is zelfs ‘het daarover hebben‘ binnen jouw taalspel (spelsituatie) een zinloze bezigheid. Dan maar zwijgen dus (6.54). En zonder die taal ook geen (spel)regels.

Mijns inziens is dat de essentie van Wittgenstein’s idee. En duidelijk weer gegeven in stelling 6.54 (niet in  zijn veelvuldig geciteerde stelling 7). Het is een boodschap met een impliciete waarschuwing: pas op, we betreden nú een gebied waar onze vertrouwde, logisch afgeleide spelregels niet meer geldig zijn!
Precies dit dilemma speelt -ongeveer terzelfder tijd- óók de grote pioniers in de quantummechanica en relativiteitstheorie (Einstein, Planck, Bohr, Heisenberg, Schrödinger e.a., Solvay 1927) parten. En dat lijkt mij bepaald geen toeval.


De tijdgenoten Wittgenstein (promotors, collega’s, leden van de Wiener Kreis, etc.) wisten zich met zijn boodschap eigenlijk ook geen raad. Wat hij hen ook toen al lijkt voor te houden, is dat wij ‘beschaafde’ westerlingen ons misschien op basis van een deterministisch georiënteerde wetenschap -materialisme, een speerpunt van de Wiener Kreis– een te ruime broek aanmeten. En dat gevoel lijkt nu -mede dankzij het fabelachtige succes van hedendaagse technologische ontwikkelingen- steeds sterker te worden.

Gaat de moderne technologie onze problemen oplossen? Is onze Natuur werkelijk beheersbaar? Gaan we (ooit) een verklaring vinden voor wat ‘Leven’ is? Of leven creëren ? Gaan wij écht een ‘Theorie van Alles’ uitvinden?

 

Écht? Laten we bescheiden blijven! Er is een grens die wíj als mensen nóóit zullen en kúnnen overschrijden (cf. Planck).

De metafoor van de ladder gaat heel diep. Zó ‘ziet’ Wittgenstein voorbij die schutting een werkelijkheid die hij met de taal van binnen de omheining (i.e. levensvorm, taalspel, context, de facto reality) niet meer kan beschrijven(2). Waarmee hij in feite aansluit in de rij van filosofen die al vanaf de klassieke oudheid ‘hinten’ in de richting van een door ons mensen geconstrueerde wereld bovenop of naast een bovenmenselijke. Idealisme misschien ? In elk geval een wereld totaal anders dan die wij menen te kennen en te kunnen beheren. Te kunnen beheersen.
Daarover later meer.

 

2. Science in de 21e eeuw:  moderne natuurkunde en de kosmologie ..

In zijn boek ‘Het ontstaan van de tijd’ – 2023beschrijft de Vlaamse kosmoloog Thomas Hertog een soortgelijk dilemma.  Hun zoektocht naar een Theorie van Alles leverde Hawking en Hertog tal van paradoxale inzichten (binnenste buiten gekeerde laboratorium wetenschap, geen-grens hypothese, Anti de Sitter ruimte) die -althans bij mij- onmiddellijk associaties opriepen met die hele rij hierboven genoemde filosofen. En met mijn eigen werk sinds 1972. Ook hier weer die rode draad:

Werkelijkheid is niet in een model – een Theorie van Alles- te vatten.

 

Noot (1)  Wat Wittgenstein middels taal aanvoelt, laat de wiskundige Kurt Gödel met getallen zien. Niet veel later (1931) zal Gödel een formeel bewijs publiceren waarin hij aantoont dat bínnen een formeel logisch systeem (als de Principia Mathematica van W&R en soortgelijke) geen absolute zekerheid te verkrijgen is. Een axiomatisch stelsel is -aldus Gödel- in fundament onvolledig omdat binnen zo’n stelsel de bewijsmethoden tekort schieten (onvolledigheidsstelling)

Noot (2) cf. Philosophische Untersuchungen